In gesprek met demissionair staatssecretaris Maarten van Ooijen (VWS)
Ons land telt miljoenen vrijwilligers. In allerlei sectoren zijn ze actief: van sport tot zorg en van natuur tot cultuur. Samengebracht onder één coördinerend bewindspersoon, te weten demissionair staatssecretaris van Ooijen (VWS). We spraken hem over zijn visie op en ideeën over vrijwilligerswerk.
Van Ooijen heeft een coördinerende, overkoepelende rol wat betreft het vrijwilligersbeleid. “Het belangrijkste uitgangspunt bij wat we doen, is het waarderen van vrijwilligerswerk. Daar begint onze manier van denken. Waarderen is met name het wegnemen van knelpunten en zorgen voor voldoende financiële ruimte voor vrijwilligersorganisaties om uit te voeren waarvoor ze in het leven zijn geroepen. Met die blik kijken we naar wat er beter kan voor alle mensen die vanuit een intrinsieke motivatie bereid zijn om een deel van hun tijd te investeren in anderen en de maatschappij.”
Regeldruk en risico's
Een van de meest concrete knelpunten momenteel is de regeldruk.
Het is echt iets van deze tijd, ziet Van Ooijen. “Het weerhoudt mensen ervan om zich aan te melden als vrijwilliger en dus is het moeilijker om nieuwe mensen te vinden.
De regeldruk ligt onder andere ten grondslag aan de toename van meer risicomijdend gedrag.
Als overheid en samenleving accepteren we minder risico’s dan we in het verleden deden. Op zich is dat iets moois, want je voorkomt meer kans op problemen.
Aan de andere kant is het niet mogelijk om alle risico’s uit te gummen.
De vraag is dan hoeveel risico’s we als samenleving bereid zijn te accepteren om de vrijwilligersorganisaties te kunnen laten functioneren?
Ik vind dat we moeten kijken naar hoe vrijwilligers op een lichtere manier kunnen voldoen aan bepaalde regels. Dat we bijvoorbeeld niet de meest zware toepassing kiezen voor die organisaties. Neem als voorbeeld de wet ter voorkoming van witwassen.
De vraag is of je echt tot de laatste punten en komma’s moet proberen alle risico’s uit te sluiten? Of kunnen we bij vrijwilligersorganisaties af met een algemene toets die de grootste risico’s uitsluit en zijn we als politiek en maatschappij bereid om een klein restrisico te accepteren? Dat soort keuzes kunnen we maken.”
Rol voor de gemeenten
De jaarlijkse gemeentelijke subsidiemolen is ook iets wat van Ooijen graag anders zou zien. “Nu hebben vrijwilligersorganisaties te maken met lopende subsidies die elk jaar opnieuw aangevraagd moeten worden. Dat kost veel tijd kost en daardoor is het lastig om lange termijnplannen te maken. Een meerjarige subsidie zou beter zijn.
Ook als er naast vrijwilligers betaalde medewerkers zitten bij een organisatie, is het heel onzeker als je niet weet of je het jaar erna nog subsidie krijgt. De bestaanszekerheid is onzeker en dat komt de missie niet ten goede.”
Wat ook beter zou kunnen, is de afstemming tussen de overheid en fondsen. “Ik doe een oproep aan wethouders en gemeenten om het gesprek aan te gaan met fondsen om hierin samen op te trekken. Nu gebeurt het vaak dat de twee naar elkaar kijken, omdat ze vinden dat iets bij de ander hoort. Dan wordt er naar elkaar gewezen, omdat niemand de moed heeft om te zeggen dat ze iets niet zien zitten.
Wees daarin dan ook duidelijk naar organisaties toe. Dat scheelt frustratie.”
In de toekomst
Iets wat onveranderd positief is en waar van Ooijen trots op is, is de vrijwilligerscultuur in Nederland. “We zijn echt een vrijwilligersland.
In het buitenland zijn mensen vaak vooral in hun sociale omgeving actief.
In Nederland is dat breder.
Ondanks dat het wat lastiger is om vrijwilligersvacatures in te vullen, zie ik dat we nog steeds kunnen putten uit een enorm arsenaal aan mensen die bereid zijn zich voor een ander in te zetten, ook als ze iemand niet kennen.”
Kijkend naar de toekomst ziet van Ooijen drie ontwikkelingen die zullen doorzetten en waar ook een rol voor de overheid is weggelegd.
“Ik voorzie dat we steeds meer op actualiteiten moeten inspringen. Er gebeuren altijd dingen die je vooraf niet weet. Dat hebben we de afgelopen jaren ook gezien met corona, overstromingen in Limburg en de oorlog in Oekraïne. Ook daar zullen vrijwilligers bij nodig zijn en die zullen er zeker zijn, want we zagen bij eerdere gebeurtenissen dat die altijd klaarstaan als het nodig is.
Daarnaast zien we een verdergaande mate van variabel vrijwilligerswerk ten opzichte van vast vrijwilligerswerk. Mensen committeren zich sneller aan een concrete rol of afgebakende periode. Het zal flexibeler worden in z’n aard.
Dat vraagt aanpassingen om ervoor te zorgen dat we met de inzet van vrijwilligers de boel draaiende kunnen houden.
Het derde wat ik verwacht, met name op het gebied van zorg en welzijn, is dat er een steeds grotere druk op vrijwilligersorganisaties komt te liggen, vanwege de participatiesamenleving en de toegenomen zorgvraag.
Dat gaat denk ik zorgen voor een nieuwe flow van experimenten en initiatieven op dat gebied van vrijwilligerswerk.”
De huidige toegenomen regeldruk en de te verwachten ontwikkelingen in de nabije toekomst brengen verplichtingen van de overheid met zich mee, vindt de demissionair staatssecretaris.
“Je kunt als overheid natuurlijk niet verwachten dat vrijwilligers meer taken gaan uitvoeren en aan meer regels moeten voldoen, zonder dat er iets tegenover staat aan steun. Dus als je als overheid de stelling hebt dat ergens een rol voor vrijwilligers is weggelegd, dan zul je zelf ook moeten laten zien dat je bereid bent te kijken naar de knel- en verbeterpunten. Dat is dus waar we continu mee bezig zijn.”
De tekst van dit interview komt uit ECHT, magazine Nationale Vrijwilligersprijzen. Dit magazine kun je hier downloaden
Bron NOV